Samenvatting: Soms
wordt in kringen van de intelligentsia (politici, wetenschappers,
journalisten) nog het woord god gebruikt. Christenen menen dan
intuïtief dat het
over God gaat. Maar de klank van de woorden is niet voldoende. Wat niet is
gedefinieerd, heeft geen betekenis. Even uitleggen, dus!
Je kunt totaal ongelovige wetenschappers in onze cultuur allerlei (meestal niet
erg vleiende) dingen horen beweren over iets dat ze ‘god’ noemen. Dat geeft
verwarring, want we horen in dat woord ‘god’ bijna automatisch allerlei dingen
meekomen die de Bijbel ons zegt over God, de Eeuwige, de Levende, de God van
Abraham, Isaäk en Jacob, de Schepper van hemel en aarde. Toch gaat het over iets
geheel anders. De God van de Bijbel is Iemand, een persoon, die spreekt, handelt
en zich aan de mensen bekendmaakt. De ‘god’ van de wetenschappers is een ‘iets’,
een godsbeeld, een brainwave, een niet per sé noodzakelijk item dat men
gebruikt om eventueel de ‘gaten’ in een theorie te vullen, waarvoor men nog geen
puur wetenschappelijke verklaring heeft. Voorbeeld: als christenen vroegen naar
de oorzaak van de ‘big bang’, dan zeiden sommige wetenschappers dat men daarvoor
‘god’ nog nodig had. Maar nu men onlangs heeft ‘ontdekt’, dat toevallige
fluctuaties in enorme energievelden de oorzaak van deze ‘big bang’ geweest
zouden zijn, riepen sommige wetenschappers dat ‘god’ nu helemaal uitgezwaaid is.
Het begrip ‘god’ is dus de benaming voor de open plekken in onze kennis. We
noemen dat dan ook de ‘god of the gaps’ (zie
figuur).
Dat de God van de Bijbel in het besef van wetenschappers de
‘god of the gaps’ is geworden, is geen plotselinge omkeer geweest. In heel onze
cultuur, vanaf het eerste begin, is gefilosofeerd over ‘god’, los van de
Bijbelse openbaring, ‘god’ als een allereerste oorzaak van alles, in de traditie
van het Griekse, het ‘klassieke’ denken, waar men sprak over de ‘onbewogen
beweger’ van alles. Maar altijd bleven, voor het besef van velen, deze
filosofische begrippen toch min of meer ingevuld met Bijbelse noties. We zagen
al bij de bespreking van het denken van Thomas
van Aquino, dat God en Bijbel hiermee de machteloze gevangenen waren
geworden van een in wezen heidens denken. Maar ook een wetenschapper als Isaac
Newton, van wie vaak geroepen wordt, dat hij een christen was, omdat hij meer
theologische werken heeft geschreven dan natuurkundige, was behalve astronoom
ook een beroemd astroloog. In het denkmodel van Aristoteles, dat deze denkers
als achtergrond hadden, waren de planeten goden, die het leven op aarde
beinvloedden. Dus ook Newton e.v.a. waren allerminst christelijke denkers in de
Bijbelse zin van dat woord, al hadden zij nog wel eerbied voor een scheppend
genie dat zij ‘god’ noemden. Die eerbied is dus in later tijd verloren gegaan.
De denker Blaise Pascal had door wat er aan de hand was. Hij
had een ontmoeting gehad met de levende God, de Schepper van hemel en aarde. In
zijn jas was een stuk papier of perkament genaaid, waarop hij over deze
ontmoeting vertelt. Daarop komen o.a. de woorden voor: “God van Abraham,
Isaäk en Jacob, niet die van de filosofen”. Hij zag dat het gefilosofeer
over ‘god’ niets van doen had met de Eeuwige, de Levende. Dus als wij op de TV
of in populaire boeken allerlei wetenschappers triomfantelijk horen verklaren
dat ‘god’ niet meer nodig is, dan bedoelen zij te zeggen dat hun theorieën geen
gat meer hebben overgelaten waarin ‘god’ past. Over de God van Abraham, Isaäk en
Jacob zegt dit in het geheel niets. Let dus niet op de klank van de woorden,
maar kijk waar die woorden voor staan.
Her en der in de Europese geschiedenis van het denken is toch ‘god’
met God verward en is geprobeerd om dat wat de Bijbel ons over de Schepper van
hemel en aarde vertelt, een plaats te geven binnen het begrip ‘god’ van de
denkers. Dat heeft tot een hoop verwarring geleid, waaruit opvattingen zijn
ontstaan als ‘theistisch evolutionisme’, etcetera.
Ook is er geprobeerd het kale begrip ‘god’ wat op te tuigen,
meestal met behulp van mystiek-klinkende, vage eigenschappen van allerlei
herkomst, die op een bepaald moment in de mode zijn en die niet gedefinieerd
worden, zodat je er nog alle kanten mee op kunt. Je hebt dan dus inderdaad nu
een ‘god’ geschapen naar je eigen beeld, waarvan de psychologen zeggen, dat die
een projectie is van je diepste zielsbehoeften. Maar veel heb je niet aan zo’n
‘god’. Hoogstens werkt die wat geruststellend, want het is geen ‘tegenover’
zoals de ware God. Het stelt geen eisen, maar het geeft ook niets. Alles wat de
Bijbel aan geweldigs over God vertelt, ontbreekt er aan.
En het is deze ‘god’ van de ongelovige wetenschappers en van
de klassieke filosofen, die als onvermijdelijk substituut voor de Levende wordt
geaccepteerd in steeds breder wordende compartimenten van de theologie,
waaronder ook – aarzelend en onzeker nog, maar toch – de klassieke orthodoxe,
gereformeerde theologie. Daarom ook de uitdrukking: “Alle spreken over
‘boven’ komt van ‘beneden’, ook als wij denken dat het van ‘boven’ komt”,
zoals dat in meer recente tijden door de gereformeerde theoloog Kuitert is
verwoord. We noemen deze theologie ‘vrijzinnig’ of ‘liberaal’, of ook wel
‘modern’ of ‘modernistisch’. Maar erg vrij en zinnig lijkt dat mij niet, terwijl
‘modern’ ook misplaatst is, omdat deze ideeën al vele eeuwen het denken in
Europa beheersen. Nee, het is gewoon oudbakken heidendom, maar gebracht in vrome
woorden, dat helaas ook vele oprecht gelovige mensen misleidt. Het is hard nodig
dat de Nederlandse christenheid gaat nadenken.