Samenvatting:
Inderdaad, wie moet met wie worden verzoend en welke rol speelt Jezus daar dan
in? Hoe wij tegenover de Schepper schuldig staan, wat wij hem hebben aangedaan
en nog doen, zonder dat te kunnen rechtzetten. En hoe Jezus daarin een boven
alles uitreikende liefde tentoonspreidt: "o große Lieb', o Lieb' ohn' alle
Maßen".
Voor
we hiermee verdergaan het volgende: het leven, lijden, sterven en opstanding van
Jezus, zijn daden en zijn onderwijs, kunnen voor ons geen betekenis hebben boven
'buitengewoon interessant' als wij de Bijbel beschouwen als een boek
dat
"boeiend, inspirerend, troostrijk, bemoedigend is omdat wij daarin
de stemmen, gedachten en emoties tegenkomen van mensen die net als wij op
zoek zijn naar antwoorden op levensvragen, naar zin en samenhang, naar God",
zoals een gereformeerde professor in de theologie schreef. Prof. Kuitert zei het
kernachtig als volgt:
"Alles over boven komt van beneden, ook als wij
denken dat het van boven komt".
Maar het opvallende dat wij tegenkomen
als we de Bijbel echt lezen (en niet alleen maar erover discussiëren) is niet,
dat het een boek is van mensen op zoek naar God, maar integendeel een boek
waarin God-zelf op zoek is naar ons. Hij laat ons dat weten door middel van
allerlei mensen: profeten, dichters, evangelisten, apostelen, en het meest van
al door zijn eigen Zoon, Jezus Christus. Het is buitengewoon moeilijk om de
Bijbel zo te lezen dat dit niet direct al opvalt. Het is daarom ook altijd het belijden
van de kerk geweest vanaf de eerste dag tot nu toe. Om die reden moeten we m.i.
de opvattingen van de spraakmakende theologie-professoren rangschikken onder de
categorie hardnekkige vooroordelen. Zij hadden eigenlijk moeten beginnen met ons
uitvoerig uit de doeken te doen waarom zij denken zoals zij denken, en waarom
dat in onze tijd nu plotseling zo noodzakelijk schijnt te zijn geworden. Ze zijn
ons deze uitleg nog steeds verschuldigd.
Verzoening
- wat is dat eigenlijk?
Van verzoening spreken we als
twee partijen, die ten gevolge van een of ander conflict in vijandschap
leven en niet meer met elkaar communiceren, komen tot een herstelde verhouding,
waarin volledig vertrouwen en liefde weer heersen. Wil die verzoening echt tot
stand komen, dan moeten beide partijen dat willen en daaraan van harte werken.
Een absolute voorwaarde voor verzoening is vergeving. Verzoening kan niet tot
stand komen als één van de partijen het hem/haar aangedane kwaad niet vergeven
wil. Het is wel mogelijk voor één partij om eenzijdig te vergeven en de andere
partij het aangedane kwaad niet meer toe te rekenen, of om eenzijdig de schuld
in het conflict tegenover de ander te belijden zonder dat vergeving wordt
geschonken, maar verzoening komt dan
niet tot stand. Daarvoor is om te beginnen nodig dat de aangeboden vergeving van
harte en totaal wordt geaccepteerd. Maar ook vergeving neemt niet automatisch de
pijn weg, die door het conflict is ontstaan. Vaak is die pijn blijvend, al 'slijt' het wel. Die vergeving - aangeboden en geaccepteerd - kan het begin van verzoening zijn. Die
behoeft daarop niet noodzakelijk te volgen. Want ten gevolge van
het conflict kan schade berokkend zijn: schade aan de goede naam, aan het
bedrijf van een van de partijen, aan zijn/haar gezondheid, etcetera. Maar ook
het onderlinge vertrouwen is beschadigd. In het kader van
een verzoening die die naam waard is, zal door de schuldige partij al het mogelijke
gedaan moeten
worden, om die schade te herstellen. Op wat voor manier ook. Daarna hoeft dan
van verzoening nog geen sprake te zijn. Het kan zijn dat één of beide partijen
besluiten, toch wat afstand te bewaren, en geen intieme relatie (meer) aan te
gaan. Er zijn dus nogal wat obstakels vanuit een verstoorde verhouding terug
naar een verhouding van liefde en intimiteit. Maar als in de oorspronkelijke verhouding liefde een overheersende rol
speelde, zal het verlangen naar verzoening toch altijd sterk zijn en wellicht
ook gerealiseerd worden.
Hoe is dat nu tussen God en
mensen?
In de verhouding tussen God en mensen ligt het
wat complexer dan tussen mensen onderling. Enerzijds is er - als tussen
mensen - een verhouding van liefde (heb je naaste lief als jezelf), maar daarnaast is er een gezagsverhouding. God is onze Schepper en heeft daarom
zeggenschap over ons, en wij zijn Hem gehoorzaamheid verschuldigd. Niet als
slaven, maar als kinderen. Hij is hoger dan wij en weet beter wat goed is.
Daarom. Bovendien is de mens als beheerder over Gods schepping aangesteld. In
zijn handen lag het lot van de hele schepping, te beginnen met de hof. Hij moest
die schepping, samen met de vrouw, Eva, bouwen (uitbreiden, verder ontwikkelen)
en bewaren (beheren, voor ondergang behoeden). En dan is er nog iets, dat voor
ons, moderne, individualistisch ingestelde mensen, moeilijk te vatten is: Adam -
de eerste mens - fungeerde als 'hoofd' van de hele mensheid. In hem
was als het ware de hele mensheid inbegrepen. Zijn beslissingen zouden een
geweldige impact hebben op al zijn nageslacht. Hij zou de gezagsdrager zijn op
aarde1).
Hoe werd de verhouding verstoord?
In de Hof van Eden (het paradijs) had God de mens een eenvoudig gebod opgelegd, om
zijn gehoorzaamheid
te testen. Maar er is iets gebeurd,
waardoor de goede verhouding tussen de heilige God en de door Hem geschapen
mensen is verbroken. De eerste mensen waren nl. ongehoorzaam en overtraden moedwillig
dat eenvoudige gebod. Zij
leenden het oor aan Gods tegenstander, satan, gehoorzaamden zijn suggestie om
Gods gebod te overtreden en geloofden zijn belofte van een grootser,
volwaardiger en rijker leven dan ze ooit als 'vazallen' van God zouden
hebben. Zij zegden daarmee hun vertrouwen
in God op. In feite liepen zij daarmee over naar Gods vijand en werden zijn
vazallen. Bovendien speelden zij door hun daad Gods schepping - zijn liefdewerk voor zijn
Zoon - in handen van Gods tegenstander. Het gevolg was, dat zij de straf op die overtreding, de dood, het voor
altijd van God gescheiden zijn en dus het teloorgaan van hun bestaan, moesten
ondergaan. Hiermee was niet alleen de gezagsrelatie met God grondig verstoord,
maar ook de liefdesrelatie tussen God
en mensen verbroken. Bovendien - omdat Adam als hoofd van de mensheid optrad -
golden die gevolgen nu ook voor al zijn nakomelingen. Wat nu? Enerzijds hield God de mens verantwoordelijk voor zijn
daad en voor de gevolgen, anderzijds zou een volledige uitvoering van het vonnis
de ondergang van Gods schepping hebben betekend. Hoe vindt nu verzoening
plaats? Want er is een groot probleem: van de twee partijen, bij dit conflict
betrokken, doet de mens niet meer mee. Hij kan het ook niet en hij wil het niet,
want zijn hart behoort nu de tegenstander toe.
God neemt het initiatief
Het
wonderlijke van Gods liefde is nu, dat Hijzelf eenzijdig het initiatief neemt.
En Hij begint met het verbond dat de mens met satan heeft gesloten, nietig
te verklaren. Hij zegt tegen de slang, satans spreekbuis in deze affaire:
"Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw,
tussen jouw nageslacht en het hare,
zij
verbrijzelen je kop,
jij bijt hen in de hiel."
(Genesis 3:15).
God drijft een wig tussen satan en de mens. Hij
accepteert niet de vernietiging van zijn liefdewerk, maar gaat dit herstellen.
En het bijzondere is nu, dat dit proces geheel en al van God uitgaat en afhangt,
en dat de mens mag volgen.
Dikwijls wordt gevraagd waarom
God niet eenvoudig door de vingers zag wat de mens deed. Zand erover! Maar dan
zou er iets geweldigs zijn verloren gegaan. Of eigenlijk twee dingen. Ten
eerste: Gods heiligheid. Hij is de absoluut betrouwbare. Hij sjoemelt niet, Hij
is onomkoopbaar. Hij is de enige instantie die altijd het recht zal handhaven,
altijd rechtvaardig is. Had God gezegd: zand erover, dan was Hij gedegradeerd
tot Iemand die zijn eigen woorden niet helemaal serieus neemt, als het er op aan
komt. En dat was onmogelijk. Ten tweede: God had de mens dan vernederd tot een
marionet. Hij had hem verantwoordelijk gesteld en hem een gebod gegeven om te
zien of hij gehoorzaam kon zijn. En als het dan fout gaat, moet God dan maar
zeggen: nou ja, Ik vroeg misschien ook wel te veel, Ik leg de lat maar wat
lager? Moet God dan het geweldige dat Hij in de mens schiep - en Hij schiep hem
naar zijn eigen beeld! - maar prijsgeven, om de mens (welke dan wel?) te
behouden? God deed dit niet, maar handhaafde zijn hoge standaards! Dat wil ook
zeggen dat Hij de gevolgen van de ongehoorzaamheid van de mens zelf gaat dragen,
want de mens zou daaronder bezwijken en de schepping met hem. En dat is de
laatste reden waarom God optreedt: Hij wil zijn schepping tot volle glorie
brengen. Het hoofd van de schepping is gevallen? Dan komt er een nieuw hoofd,
door en in wie die vernederde schepping tot zijn bestemming zal komen.
Gods
plan tot redding van mens en schepping
God gaat een plan uitvoeren, om de mensen weer met Zich te verzoenen en de
schepping te herstellen. Dat gaat samen. En, hoewel dat plan door de tijd heen
wordt uitgevoerd, en geleidelijk aan wordt bekendgemaakt, is Gods houding van
het begin af aan al volledig op de goede uitkomst van dat plan gebaseerd. Kijk
maar hoe Hij met Adam en Eva handelt. Wat een ontferming spreekt daaruit. Ook
als Hij hen vertelt dat de gevolgen van hun daad hun leven zeer zullen hinderen.
Of kijk hoe Hij met Kaïn omgaat, hoe Hij hem waarschuwt en wijst op een door
hem te bewandelen uitweg (Genesis 4:6-7). Dit is toch de houding van een
liefhebbende vader! Dus Gods houding is gebaseerd op de toekomstige uitkomst van
een nu ingegaan verzoeningsproces. En in dat proces is God - zoals gezegd -
volstrekt eenzijdig bezig. En volgen wij, eventueel.
Om de
verbroken verhouding tussen God en mensen te herstellen moeten er - zoals boven
al aangegeven - vier dingen gebeuren:
1. moet de aan de overtreding verbonden
straf worden gedragen,
2. moet er vergeving worden aangeboden en geaccepteerd,
3. moet de aangerichte schade worden hersteld, en
4. moet de verbroken
liefdesverhouding tussen God en mens worden geheeld.
Het ongelooflijk
fascinerende is nu, dat in al deze dingen één persoon de hoofdrol gaat spelen,
nl. Gods grote Afgezant, die tegelijkertijd ook zelf God is, Gods Zoon. In de
brief aan de Hebreeën lezen we over deze persoon:
"In hem schittert Gods
luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig
woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken,
plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit, ver verheven boven
de engelen omdat hij een eerbiedwaardiger naam heeft ontvangen dan zij." (Hebr. 1:3,4).
Wij lezen hier een aantal
dingen: Hij speelt een rol bij het onderhouden van de schepping, Hij heeft de
verzoening tot stand gebracht, en Hij is de uitvoerder van het plan van God (Hij
zit aan Zijn rechterhand). Het volgende citaat vertelt ons nog meer over deze
persoon:
"Beeld van God, de onzichtbare, is hij, eerstgeborene van heel de
schepping: in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat
in hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is hij,
eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in hem heeft heel de
volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan
het kruis." (Kolossenzen 1:15-20).
Deze persoon speelt ook een rol bij de schepping, ja, Hij
lijkt wel de centrale figuur te zijn in heel het drama tussen God, mensen en
schepping. En zo is het ook. Het evangelie naar Johannes begint met de
scheppende rol van deze Afgezant, door hem 'het Woord' genoemd:
"In het
begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het
begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat
bestaat." (Johannes 1: 1-3).
Deze
citaten spreken over Jezus van Nazaret, Gods Zoon, Israëls messias. En het is
deze persoon, die in staat is om alle werk van verzoening uit te voeren. Laten
we eens zien, hoe dat gebeurt.
Gods plan - 1:
Dragen van de straf.
Wil de mens niet gedegradeerd
worden tot een marionet dan moet hij manmoedig de straf op zijn daad dragen.
Maar hij kan dat niet, omdat hij geen partij voor God is: schepsel tegenover
Schepper. Daarom zegt de Zoon van God:
"Hier ben ik, over mij is in de
boekrol geschreven. Uw wil te doen, mijn God, verlang ik, diep in mij koester ik
uw wet." (Psalm 40:8,9).
Vrijwillig neemt Hij deze taak op zich. Hij
is in staat om de straf te dragen, Hij is immers God-zelf. Er is voor de Zoon
van God maar één manier om het hoofd van de (ver)nieuw(d)e mensheid te worden,
en dat is door lijden en dood en Godverlatenheid heen. Een andere uitweg is er
niet. Daarom zegt Jezus ook tegen de de mensen op weg naar Emmaüs op de avond
van de opstandingsdag:
"Moest de messias al dat lijden niet
ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?" (Lucas 24:26).
Dat 'moest'
slaat op een noodzakelijkheid, en niet in de eerste plaats op een opdracht. Er
was geen andere mogelijkheid. Zo 'zat het nu eenmaal in elkaar'. Een
aantal lijnen lopen als het ware convergerend naar dit concentratiepunt van Jezus'
lijden toe. Er is de lijn van de menselijke schuld: de mensen kunnen de
volmaakte mens Jezus niet verdragen, Hij herinnert hen elke keer weer aan hun
eigen tekorten en gebreken, Hij ergert hen mateloos. Zijn claims roepen grote
religieuze weerstand op. Er is angst bij de Joodse leiders voor hun eigen
positie als Jezus' invloed te groot wordt. Zij besluiten om Hem uit de weg te
ruimen. En op deze manier is Jezus ook slachtoffer geworden van die
machten, die al zovelen aan hun belangen hebben opgeofferd. Een volgende lijn is die van Jezus' volkomen beheersing van de situatie.
Hij ontweek het gevaar zolang zijn tijd nog niet daar was. En Hij had ook
eenvoudig uit hun handen kunnen blijven in die gedenkwaardige nacht in de
olijvenhof. Maar Hij had de regie. Daar en toen zou het gebeuren! En zo gebeurde
het ook. Zoals Hij wilde! De derde lijn is die van wat ik zou willen noemen Gods
medewerking: de Vader accepteert Jezus' lijden en doet wat ook Hem het hart
welhaast deed breken: Hij verlaat Jezus in het ogenblik van zijn bitterste
lijden. En zo doorstond Jezus, de Zoon van God, wat voor ons bestemd was: totaal
van God verlaten zijn. Hij was tot het uiterste gehoorzaam aan de opdracht die
Hij zelf op zich genomen had. En Hij hield in die bitterheid God en
mensen vast. Zo 'verdiende' Hij door zijn gehoorzaamheid, wat Adam
door ongehoorzaamheid had verspeeld. Paulus schrijft daarover op een geweldige
manier in de brief aan de gemeente in Filippi (Filippenzen 2:8-11):
"En
als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood
– de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam
geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie
zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal
belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader."
Niet alleen hoofd van de vernieuwde
mensheid zou Jezus worden, maar alle macht in de hemel en op de aarde is Hem
vanaf dat ogenblik gegeven. Heer over de gehele schepping is Hij nu.
Een woord over de betrokkenheid van de Joodse leiders bij Jezus'
terechtstelling. Deze heeft immers aanleiding gegeven tot de benaming 'Godsmoordenaars' voor de Joden. En aan hun uitroep voor Pilatus:
"Laat
zijn bloed óns dan maar worden aangerekend, en onze kinderen!"
is lange tijd de rechtvaardiging
ontleend tot hun wrede vervolging tot in de Shoa toe. De enige vraag die hier
telt is: Wat zegt de Bijbel hiervan? Ten eerste bidt Jezus(!), hangend aan het
kruis, tot zijn Vader:
"..vergeef hun, want zij weten niet wat zij
doen" (Lucas 23:34).
Hier lijkt het alleen te slaan op de Romeinse
soldaten die Hem kruisigen. Maar even verderop horen we Petrus tot het volk
zeggen, nadat hij heeft gewezen op hun aandeel in de kruisiging van Jezus :
"Volksgenoten, ik weet dat u uit onwetendheid hebt gehandeld, evenals uw
leiders. Zo heeft God echter in vervulling doen gaan wat hij bij monde van alle
profeten had aangekondigd: dat zijn messias zou lijden en sterven"
(Handelingen 3:17-18).
Behalve het duiden op de onwetendheid van de
volksleiders, ook hier weer de profetie dat de messias zou lijden. Tenslotte lezen we
bij Paulus het volgende:
"Geen van de machthebbers van deze wereld heeft
die wijsheid [nl. Gods verborgen en geheime wijsheid] gekend; zouden ze haar
wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer die deelt in Gods luister niet hebben
gekruisigd." (1 Korintiërs 2:8).
Ook
hier weer een verwijzing naar de onkunde, de onwetendheid van de machthebbers,
die verantwoordelijk waren voor Jezus' kruisiging. De Joodse leiders en de
Romeinen waren instrument in de uitvoering van Gods verborgen wijsheid, maar zij
waren dat onwetend. Jezus zelf bidt om vergeving voor hen. Wij mogen ervan
uitgaan dat deze grote Hogepriester in dat gebed verhoord is geworden.
In de hele offerdienst van Israël
wordt op dit plaatsvervangend sterven - dat verzoening brengt - gewezen. Dat
begint al met het slachten van het Paaslam in Egypte. Het bloed van het
geslachte Paaslam aan de deurposten doet de doodsengel voorbijgaan (Exodus
12:1-13). In Leviticus 16 lezen we over een merkwaardig ritueel, waarbij o.a.
twee bokken betrokken zijn. De ene bok wordt geslacht als een zondoffer voor de
zonden van het volk, de andere bok wordt de woestijn ingestuurd, a.h.w. beladen
met de zonden van het volk. In de NBV vertaling wordt deze bok 'Azazel' genoemd, in de Statenvertaling:
'de weggaande bok'
(letterlijk vertaald!) en in vrijwel alle Engelse vertalingen 'scapegoat' (eigenlijk
'escapegoat', de bok die aan de dood ontsnapt maar beladen met de zonden van het
volk, zondebok). Twee aspecten van de verzoening worden hier
uitgebeeld: 1. het plaatsvervangend sterven dat verzoening brengt, en 2. het
verwijderen van de zonden naar de woestijn, als een oord waaruit men niet
gemakkelijk levend terugkeert. Tenslotte wil ik verwijzen naar het bekende
gedeelte in de profetieën van Jesaja, waar hij o.a. zegt:
"Om onze
zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij
getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing." (Jesaja 53:5).
Gods plan - 2: Aanbieden en accepteren
van vergeving.
Het is moeilijk om een scherp
onderscheid te maken tussen wat de Bijbel zegt over het dragen van Gods toorn
door Jezus, en de vergeving die God ons daarin aanbiedt. Als de straf is
gedragen is de weg vrij om te vergeven. En God bewandelt die weg. Royaal. Paulus
zegt daarover:
"Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn
oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen." (2
Korintiërs 5:20).
Van God uit is de weg vrij. Nu
moeten wij nog die verzoening aanvaarden. En de Bijbel maakt het zeer duidelijk:
ieder die deze boodschap aanvaardt, IS met God verzoend! Zo eenvoudig is dat. En
daarom zo vaak zo on-acceptabel. Enerzijds is er de onuitroeibare wens om ZELF
de weg naar God te banen. Anderzijds zijn er de verlammende theorieën van de
uitverkiezing. Beide verhinderen ons te doen wat God van ons vraagt: zijn
vergeving en verzoening te accepteren.
Gods plan - 3: Herstellen van de
aangerichte schade.
Het wonderlijke van Gods plan is -
zo zagen we al - dat Hij zelf in alle aspecten voorop gaat. En ook hier is God
de initiatiefnemer en de hoofd-uitvoerder! In dat herstel is de Heilige Geest
van God actief. Hij heelt in de harten van de mensen die Gods vergeving hebben
geaccepteerd, de breuk tussen God en mens, maar ook - stukje bij beetje vaak -
de vervreemding van de mens met zichzelf en zijn medemens. Hij brengt de mensen
ertoe vredestichters te worden, navolgers van Jezus. Dat is het eerste aspect.
Daarnaast is Hij ook degene die Gods schepping vernieuwt. In Romeinen 8, dat
handelt over het werk van de Geest, wordt ook gesproken over het zuchten
EN de bevrijding van de schepping. Bevrijding van de onderworpenheid aan de
zinloosheid, die sedert de val van de mens in die schepping heerst. Wij
mogen daarin medewerkers zijn, en ik zie dat graag als het meewerken van een
kind met zijn moeder, om het eten klaar te maken of iets dergelijks. Die
medewerking doet een moeder plezier, niet zozeer vanwege het resultaat, maar
vooral vanwege de gezindheid.
Gods plan - 4: Herstellen van de
verbroken liefdesverhouding.
Gods liefde is maar niet
een juridisch gebeuren, maar omvat alle aspecten van het mens-zijn. De Bijbel
spreekt daar ook met woorden van innigheid en tederheid over. Zie bijvoorbeeld
het Hooglied, dat vol is van een heerlijke erotiek, van de liefde tussen man en
vrouw. Maar het verwijst ook naar het verlangen dat God heeft naar Zijn volk.
Wij lezen in Ezechiël 16:1-14 van Gods liefde voor Jeruzalem en alweer is dat
beschreven in een taal waarin de erotiek een grote rol speelt. In Jesaja
66:10-13 gaat het (weer) over Gods liefde voor Jeruzalem, en weer wordt er
erotische taal gebruikt. Er wordt gesproken over het zuigen van borsten, op de
heup gedragen en in de schoot gewiegd worden. In Johannes 14 spreekt Jezus
over het Vaderhuis waarheen Hij gaat om plaats gereed te maken voor Zijn
vrienden, zodat ook zij mogen zijn waar Hij is. In Johannes 17 lezen we van zijn
verlangen dat zijn vrienden zijn grootheid mogen zien. Hij wil hen zo graag
bij Hem hebben. Gods liefde in Jezus is warm, menselijk, diep, en omvat alles.
Bij Hem mogen we veilig zijn. Hij koestert ons. In Openbaring 21 lezen we dat
God bij de mensen wonen zal en dat Hij - als een liefhebbende moeder - alle
tranen uit hun ogen zal wissen. Het werk van Jezus is niet maar juridisch,
afstandelijk en ver van ons bed, maar het is warm, menselijk en vol liefde en
ontferming. En in al die aspecten is God de eerste, God, die we - in Jezus -
mogen aankijken en liefhebben. Mij heeft de poppen-animatiefilm over het leven
van Jezus: "The Miracle Maker" zeer ontroerd. Hoe is het mogelijk dat
je met poppen van klei, die toch altijd een beetje houterig bewegen, zo dicht kunt komen bij het geheim van Jezus' liefde. Zeer
aanbevolen!
1) Dat dat inderdaad zo werd ervaren
door de vroege mensheid blijkt bijv. uit oude Sumerische documenten, die spreken
over 'tien koningen vóór de vloed'. Het gaat dan over dezelfde tien
generatie-hoofden die we ook uit de Bijbel kennen (Genesis 5). Toen Adam
gestorven was, moest één van zijn zonen hoofd van de mensheid, oftewel 'koning' worden. Etcetera.