Rinus Kiel over Bijbel, cultuur en wetenschap Reageren? Zie home-page
====================================================== |
(Denken en wetenschap in onze cultuur / Kerkleiding adopteert Plato) De kerkvaders over de Joden Nieuw 14/03/2002
Hieronder een overzicht van de tijd waarin de 'kerkvaders' optraden.
De grote ergernis voor de 'kerkvaders' was het nog steeds bestaan van het Joodse volk als een zichtbare entiteit. Joods=lager, is vervangen door de kerk, dus Joden behoorden er niet meer te zijn, eigenlijk. En toch waren ze er nog steeds. En dat werd als uitermate hinderlijk ervaren! De uitspraken van de kerkvaders over de Joden zijn buitengewoon beschamend. Hier volgen er enkele: Justinus
de Martelaar (Martyr). Beweerde
dat Gods verbond met Israël niet meer geldig was en dat de heidenen de Joden in
Gods verlossingsplan hadden vervangen.
Ignatius van Antiochië: Stelde dat ieder, die op enigerlei manier het
paasfeest met de Joden vierde, medeplichtige werd met hen die de Heer en zijn
apostelen hadden gedood. (Verzoening, de kern van het christelijk geloof bleef
dus buiten schot als het de Joden maar betrof).
Clemens van Alexandrië. Definieerde de Griekse filosofie als het
belangrijkste middel, dat God aan de heidenen had gegeven, om tot Jezus te
worden geleid. Tertullianus. Beschuldigde het gehele Joodse
'ras'(?) Jezus te hebben
vermoord.
Origenes. Beschuldigde het gehele Joodse volk van samenzwering om Jezus
te doden. Deze man was een Platonist van het zuiverste water en ook in zijn
eigen tijd een omstreden figuur. Hij liet zich castreren om maar niet door zijn
seksualiteit te worden afgeleid van de 'hogere, geestelijke' zaken. Later
schijnt hij daar dan toch weer spijt van te hebben gekregen. Hij heeft het 'allegoriseren' van de Bijbel tot een ware kunst verheven. Alles wat in de
Bijbel maar scheen te duiden op gewone, aardse omstandigheden, plaatsen en
tijden, werd met een handige quasi-intellectuele truc naar de 'bovenverdieping' afgeschoten, waar het plotseling heel andere betekenissen
kreeg. Israël werd de kerk, de stad Jeruzalem het 'hemelse Jeruzalem',
doden werden geestelijk doden, de bloeiende woestijn werd de geestelijke
vernieuwing van 'dode' zondaars, enzovoorts. Natuurlijk loop je met zo’n
gewrongen uitleg aan alle kanten vast, zoals we al zagen. Dat werd dus één
ongrijpbare woordenbrij. Dat allegoriseren had Origenes geleerd in Alexandrië,
waar een school voor Griekse wijsheid was gevestigd. En de wijze waarop de
Grieken met hun oude geschriften omgingen was door middel van - inderdaad -
allegorie.
Eusebius, woonde geruime tijd in Caesarea. Hij beschreef de
kerkgeschiedenis van de eerste (bijna) drie eeuwen en verbreidde de opvatting,
dat de zegeningen en beloften in het oude testament voor de kerk waren en de
vervloekingen voor de Joden. De kerk was volgens hem het ware Israël. Hij was
een goede vriend van keizer Constantijn en begeleidde deze na zijn bekering.
Johannes Chrysostomus (betekent: gouden mond). Een geweldig redenaar, die
zijn 'gouden mond' heeft misbruikt om de Joden zo zwart mogelijk te maken.
Volgens hem was Jezus’ vergeving niet voor Joden en had God ze altijd al
gehaat. Het was volgens hem christenplicht om de Joden te haten. Zij waren
immers moordenaars van Christus en aanbidders van satan. Over de synagoge gaf
hij het volgende ten beste: erger dan een bordeel, een hol vol bedriegers, een
tempel van demonen toegewijd aan afgoderij, een ontmoetingsplaats voor
Christus-moordenaars, een huis erger dan een drankhol, een dievenbende, een huis
van lichte zeden, een woonplaats van ongerechtigheid, een toevlucht voor
duivels, een afgrond van verderf. Wat mij betreft, zei deze gevierde redenaar,
ik haat de synagoge en ik haat de Joden evenzo.
Hiëronymus. Een wonderlijk figuur. Vertaalde de Bijbel in het Latijn.
Volgens hem begrepen de Joden niets van de Bijbel en moesten streng vervolgd
worden totdat zij het 'ware geloof' zouden aanvaarden. Hij is, naast
Origenes, een van de kampioenen van de allegorische interpretatie van de Bijbel
geweest. Alle aardse zaken worden vergeestelijkt(?). Het koninkrijk van God is
in de hemel. Maar toch voeren op aarde de nu tot aanzien gekomen kerk tezamen
met de Romeinse keizer de heerschappij over de heidenen. Dat duizendjarig rijk,
waarover we het al eerder hebben gehad, werd verondersteld in hun tijd te zijn
gekomen. Door dat Platonisme wist men dus duidelijk geen raad meer met Gods plannen met Israël, zag men niet, dat Israël slechts voor een bepaalde tijd terzijde was gesteld, hoewel Paulus daarover in de brief aan de Romeinen (Romeinen 9-11) bijzonder duidelijk was geweest, om van Mozes maar helemaal te zwijgen (Deuteronomium 30:1-10), of Ezechiël bijv. (Ezechiël 37 e.v. hoofdstukken). Maar overal lag de saus van het Platonisme overheen. Overigens heb ik in de discussies rond de Vrijmaking in de Gereformeerde kerken (1944 e.v.) hetzelfde meegemaakt, nl. dat Paulus’ spreken over Israël in deze hoofdstukken rustig op de kerk werd toegepast. En… zoveel uitleggers, zoveel uitleggingen! Verwarring alom! En op grond van die kromme uitleggingen verketterde men elkaar! Mij heeft het overigens heel wat tijd en moeite gekost om deze onbijbelse, maar o zo ingesleten opvattingen te overwinnen. Eerlijk en consequent biddend bijbellezen helpt daarbij. Deze korte citaten doen uiteraard geen
volledig recht aan de 'kerkvaders'. Zij schreven ook nuttige en praktische
zaken. Verschillenden van hen hebben uitgemunt in de verdediging van het
christelijk geloof tegenover de heidense wijsheid. Maar de richting waarin dit
alles ging, was: los van de Joodse wortels. |